Schilderles 1 basis vervolg-1 

  • Deze les is schilderles1 van de vervolgcursus1 (dus na de basis cursus deel 1 en deel 2)

Beeldaspect:

(vergrijsde) kleurtonen, kleurnuances etc. meerdere namen met dezelfde betekenis.

  • Onderaan de pagina staan alle video’s behorende bij deze les.

Kleuren veranderen:

door de afstand, dus als het verder weg is.

(ook door andere oorzaken maar in deze les als het verder weg is)

  • In deze les is de afstand niet zo ver weg maar gebruik je dit om de aandacht naar je focuspunt, je hoofd onderwerp te trekken, om diepte, ook in een klein werk te suggereren.

leer mengen met olieverf goed leren mengen

 

Je leert in deze les over voorgrond en achtergrond.

  • Met name hoe de kleuren veranderen naar achteren toe. Hoe je minder belangrijke zaken in je werk naar achteren laat gaan. Door gebruik van vergrijsde kleurtonen die je vormen laten vervagen.
  • Hierdoor komt je brandpunt onderwerp, je hoofdonderwerp, meer naar voren.
  • ditmaal door het gebruik van vagere kleuren, waardoor je 2e onderwerp  meer naar achteren gaat en bij de achtergrond gaat horen.

 

Even ter opfrissing: alle lessen draaien over beheersing verf en penseel en dat doe je tegelijkertijd met een opdracht die zich richt op diepte en kracht in je werk.

  • Voor krachtig resultaat zorg je dat de focus van de kijker (jouw publiek) zich richt op dat wat jij wilt laten zien,
  • op dat wat jij vertelt wat belangrijk is in jouw schilderij.
  • dat is nooit je hele schilderij, less is more.
  • Veel in je werk richt zich op dat waarvan jij zegt dat het belangrijk is en dat doe je gemakkelijk door keuzes te maken uit de beeldelementen-aspecten.

Je beïnvloedt de kijker dus om te kijken naar dat wat jij wilt.

  • Zo wordt je werk lekker om naar te kijken. Kan je je werk echt laten knallen.
  • net als bij een liedje, alles wat even hard en hoog wordt gezongen verliest aan kracht en wordt vervelend om naar te luisteren, de spanning die zorgt dat men zit te wachten op die uithaal, die hoge noot etc. zorgt voor een goed geheel, waar naar men graag luistert.

Er zijn veel manieren om diepte te suggereren (3d) en de bedoeling is dat je uiteindelijk steeds weer kan kiezen welke je gebruikt om je werk meer kracht te geven.

  • We behandelen er steeds 1 zodat je een overzicht krijgt en stap voor stap verder leert.

kleurenleer kleurencirkel, de complementaire kleuren liggen tegenover elkaar op de cirkel, die gebruik je nu dus niet (rood/groen, blauw/ oranje, paars/ geel)

De opdracht:

Schilder een onderwerp bv. aantal kaarsen in een licht/donker contrast. Kies er een (kaars in het voorbeeld) als hoofdonderwerp en laat die eruit knallen.

 

  • Warm/koud mag ook omdat beide contrasten hetzelfde werken. Maar…
  • Gebruik dan alleen donkere warm/koud contrasten zoals paars en rose, of donkerblauw of donkergroen met geel.
  • Gebruik bv. niet blauw/rood even sterk. Dat wordt een andere les over kleurperspectief.

 

Gebruik geen fel warm/koud contrast. Waarom? felle warm/koud contrasten worden besproken in een andere les. Dat is bv. knal rood met knal blauw. Het gaat er om in deze les dat je je kleurtonen kan laten vergrijzen.

Gebruik geen complementair contrast, daar komen we ook nog op terug in een andere les. Dit contrast werkt anders.

  • gebruik hier nu de kleurtonen voor die je laat vergrijzen en dan met name frisser en vagere (dus niet alleen lichter en donker)
  • houd rekening met 2 voorwerpen, 1 die van de voorgrond en 2 die meer naar achter gaat of te wel die gaat wijken voor je hoofdonderwerp.

 

Even ter opfrissing: licht/donker is bv:

  • bruin met geel of roze-rood-lila, turquoise, zalm etc.
  • grijs met rose, oranje, rood, geel, lila, etc.
  • bovenste 2 zijn tertiaire kleuren die kunnen dus met elke andere kleur in een licht/donker contrast
  • alle donkere kleuren met hun lichtere variant

donkere warm/koud contrasten zijn bv:

  • donkergroen met geel, lila, rose, zalm
  • donkerblauw met zacht rose, lila, geel, rood
  • paars met roze, zalm (niet met geel)

 vergrijsde kleurtonen

Complementair is rood-groen, paars- geel, blauw-oranje dus ook zalm: deze contrasten werken anders.

kleurtonen in wit frissere lichte kleurtonen, dus niet alleen wit uit een potje

Gebruik voor de achtergrond de donkere kleur en gebruik voor je hoofdonderwerp de lichtere, frissere kleuren en laat ze vergrijzen bij je 2e vorm, en schaduwen.

 

Waar let je nog meer op:

  • 1) Je let op voor en achtergrond, schilder het zo dat achter minder aandacht vraagt
  • kleuren vervagen naar achteren
  • pas de dikte van je verf aan, dikker dichterbij en voor een belangrijke plek in jouw werk
  • achter is schraler, vager en minder uitgewerkt en minder helder.
  • 2) Je werkt bewust in een licht/donker contrast.

Hoe begin je?

Je schildert je doekje in een midden kleur met acrylverf.

Laat het even drogen en maak van deze tijd gebruik om je compositie te schetsen op a4 met houtskool.

Neem je schets over op doek en schilder eventueel je hoofdonderwerp wit in met acryl verf en föhn het droog.

Daarna ga je te werk zoals je geleerd hebt.

  • Je begint met het schilderen van je onderwerp (de kaarsen, of wat je zelf wil) en werk je achtergrond met olie de 2e les uit.
  • Je maakt wat kleurtonen op je palet van licht naar donker in de kleuren die jij wil gebruiken.
  • Houd ook rekening met de ronde vorm en penseelstreken die dat benadrukken.

 

Lesdoel:

  • leer hoe je kleurtonen laat vergrijzen
  • leer hoe je ze gebruikt om je hoofdonderwerp die aandacht te geven dat het verdient.
  • leer hoe je focuspunt meer aandacht vraagt en krijgt.

oefen de lichtdonker contrasten, je penseelstreken, het verfgebruik. En altijd maar weer: goed leren mengen.

olieverf schilderen  oliverf schilderen

Mengen van fris naar vager (vuiler) dus minder helder= vergrijsde kleurtonen

Deel 1 opzetten werk

deel 2 uitwerken nat in nat

laatste deel uitwerken nat in nat