Beeldaspecten van Vorm en kleur.

schildercursus warm/koud contrast  schildervakantie Duitsland werk van An.

Voorbeeld van een vorm dat afgeleid is van een cirkel.

  • Vormen die naar achteren verkleinen (de strobaal en de berg) in een warm/koud contrast (geel/groen).

Het effect van het kleur-contrast is dat geel sowieso meer aandacht vraagt dan het groen.

Het effect van de vormen die naar achteren verkleinen:

  • de strobaal knalt eruit, vraagt door zijn grootte heel veel aandacht.
  • De kleinere onduidelijke vormen in het groen, verhevigen en ondersteunen de grootte van de strobaal, dus wijken die, gaan naar achteren.

Er spelen hier nog meer beeldelementen mee maar die bespreek ik hier niet, dan gaat het teveel door elkaar.

Volgens mij als ik dit zo uitleg snap je precies hoe je op deze manier diepte in je werk kan maken. Het werken met vorm en kleur. Er zijn heel veel mogelijkeheden…maar stap voor stap en oefening baart kunst.


Beeldelement en beeld-aspect.

  • Een beeldelement is 1 onderwerp. Bv. kleur.
  • De beeldaspecten zijn verschillende onderdelen die horen bij dat beeldelement. 
  • en bij kleur hoort: kleuren leer, kleuren mengen, kleurperspectief, kleurcontrasten, kleurtonen en dat zijn dus de aspecten.
  • Soms worden ze door elkaar gebruikt en dat kan ook, maar voor de duidelijkheid heb ik ze op deze manier gescheiden. Daarbij ga ik uit van schilderen en vind ik het zo logisch om uit te leggen. Bij fotografie kan dat iets anders zijn.

 

En nog 1 tip om geen verlegen schilder meer te zijn.

  • Kennis geeft macht.  Kennis hebben over waar je mee bezig bent zorgt ervoor dat je niet zweeft in onzekerheid. Geeft je macht over je schilderij, de keuzes die je maakt.
  • Wees trots op de fase van jouw leerproces, trots op elke stap die je beter maakt.
  • Geniet daarvan.
  • Laat je nooit kennis ontnemen door mensen die zeggen dat je “spontaan moet werken”, dat je zelfs je spontaniteit verliest als je teveel weet en nadenkt met schilderen.
  • Kennis uit een boekje…hoor je soms minachtend. Maar kennis uit een boekje is handig. Je hoeft het wiel niet zelf uit te vinden.
  • Het geeft je tijdwinst en structuur. Op school en in je verdere studietijd gebruiken we allemaal boekjes, het zou anders 1 grote chaos worden.
  • Die chaos voel je misschien al met tekenen en schilderen, je vraagt je zoveel af en je denkt misschien…dat komt omdat ik geen talent heb, mijn werk blijft plat.
  • Nadenken is wat ons onderscheidt van de dieren, ons mooiste bezit, keuzes maken en onafhankelijk zijn.
  • Keuzes maken kan je alleen als je weet waaruit je kan kiezen, en daar heb je kennis voor nodig.
  • Dat geeft je macht over je eigen leven. Van daar uit kan je ontspannen kiezen.
  • Werken en ontspannen spontaan zijn.
  • Je neemt de leiding over je eigen leven, je eigen schilderij, je eigen keuzes.

 

Vorm.

Je gebruikt altijd vormen.

  • Vormen kunnen natuurlijk zijn bv. van een wolk of boom.
  • Of afgeleid van geometrische vormen zoals 3hoek, 4kant, cirkel, rechthoek, ovaal.
  • Dat zijn de basis vormen.

1 Basisvormen worden veel gebruikt om iets eenvoudig op te zetten.

  • je herkent veel basisvormen in op het eerste oog ingewikkelde onderwerpen, zoals bv. een menselijk lichaam.

schildercursus-basisvorm

  • Het welbekende houten poppetje bestaat uit allemaal basisvormen.
  • Weet je niet goed hoe je een mens tekent begin dan met deze basis vormen

schilderen met lichtval

 

Maar ook bv. een waterlelie-blad kan je vereenvoudigd opzetten met de start van een ovaal.

  • Pobeer dus altijd op zoek te gaan naar vereenvoudiging van je onderwerp. Probeer te starten met basisvormen.

Beeldelementen in een schilderij

 

2) Vormen verkleinen naar de achtergrond. Dat weet iedereen.

  • want je weet hoe klein iets lijkt bv. vanuit het vliegtuig.

3) vormen vervagen van duidelijk naar suggestie van die vorm.

  • Dit “moet” je ook gebruiken in je schilderij.
  • Je ziet in bovenstaand schilderij heel duidelijk hoe de vormen verkleinen, vervagen tot aan een suggestie dat er lelies liggen.

 

Zelfs bij portret, bij een 3/4 aanzicht:

  • bv. het dichtstbijzijnde oog/oor is groter dan het andere oog/oor in je werk, omdat het dichterbij is.
  • en omdat het meestal iets wordt afgesneden door een neus.

werk van Femia v. V.


Kleur

Er zijn verschillende aspecten van het beeldelement kleur.

kleurenleer omvat:

Mengen van vergrijsde kleuren

Mengen

  • mengen, van primair (rood/blauw/geel) naar secundair (paars, oranje, groen) en tertiair (alle grijzen, bruinen, zwarten)
  • mengen van warm naar koud, van licht naar donker, van helder naar vaag. (kleurtonen)
  • een kleurencirkel maken met heldere, frisse kleuren, dus ook optisch van dezelfde zwaarte, een andere optische zwaarte is bv. pastel tinten (dan snap je precies wat ik bedoel).

 

Mengen moet. En waarom?

Bv. omdat je diepte wilt suggereren.

  • Heldere kleuren lijken dichterbij dan vagere kleuren. En die vage kleuren meng je ook zelf.
  • Zo maak je ook met kleur diepte in je werk. Net zoals vormen kleiner worden en vervagen, die dus vertellen wat dichterbij is of verderweg. Vervagen ook kleuren verderweg

Mengen:… omdat je met kleurtonen wil werken: ook die zorgen voor diepte, en ook die meng jezelf.

schaduw en lichtval

  • bv.  lichtval in een gezicht, daar waar de schaduw valt is de huidskleur donkerder en dat doe je niet alleen met een lik zwart uit een potje, maar wel met kleurtonen.
  • de variatie in een kleur heet kleurtonen, kleurnuances, kleurgradaties. (ik heb het altijd over kleurtonen en een kleuren-ladder).
  • die meng je bv. van licht naar donker, van warm naar koud en dat lukt je niet met alleen een lik zwart of wit.

leer mengen met olieverf kleurtonen in wit

Omdat je niet 1000 kleuren wil kopen, bespaar je geld.

  • Omdat je toch bijna nooit met 1 kleurgradatie, kleurnuance, kleurtoon werkt. Je mengt bijna automatisch altijd.

 

Mengen doe je ook voor variatie.

  • mengen voor meer eigenheid in je werk, niet uit een potje betekent jouw mengsel.
  • voor krachtig werk, te weinig kleurtonen geven een zwakker beeld.

 

2) kleurcontrasten:

warm/koud en licht/donker, en complementair. Er zijn er nog meer maar dit zijn veelgebruikte, die je zeer zeker uit je hoofd moet kennen.

Ze beïnvloeden je werk zonder dat jij dat weet (als je er niet bewust van bent)

  • De ene kleur is van invloed op de andere. Rood is niet zomaar rood en blauw niet zo maar blauw.
  • ze doen iets met elkaar en wat? lees verder…

Ze zorgen óók…voor diepte in je werk. Dus….

kleur-perspectief.

Kleuren die meer of minder aandacht vragen of die wijken (opzij gaan, naar achteren gaan)

  • De ene kleur knalt eruit naast een andere. De andere daardoor juist naar achteren gaat. (wijkt)
  • We hebben het dan over de warme en koele kleuren.
  • En dat betekent in dit geval niet mooi of lelijk of leuker. Koel is niet lelijk en warm niet speciaal mooi. Het gaat om wat ze doen naast elkaar.

 

Het betekent  dat bv. rood naast blauw veel meer opvalt dus naar voren komt.

  • dus de aandacht van je publiek vraagt. Rood is een schreeuwende kleur, net als bv. knal oranje of knal geel.  Men kijkt altijd eerder naar een warme kleur dan naar een koele en daar blijft het oog naartoe trekken.

Net zoals een schreeuwend persoon in een rustige menigte opvalt.

Daarom had Maxima ook een verkeerde keuze op een bruiloft met haar rode jurk, deze viel teveel op, de bruid kreeg zo te weinig aandacht. Max had daar veel kritiek op.

 

  • kleuren met optisch dezelfde zwaarte of juist in contrast. Hier kan je heel leuk mee spelen en is een kwestie van doen en zien wat er gebeurt.
  • Optisch dezelfde zwaarte betekent bv. een pastelroze naast een pastelgroen, beide zijn even zwaar, of een knal oranje naast een knal groen.

Hier boven heb je het over een warm/koud contrast.

Een licht/donker contrast werkt hetzelfde als warm/koud. Dat zijn bv lichtblauw naast donkerblauw, maar ook bv. turquoise naast paars, of bruin met roze, groen met bruin.

kleurenleer

Een complementair contrast, werkt weer anders.

Nu denk je misschien…ha…ik snap het. Helaas…. om weer verwarring te brengen werken sommige warm/koude kleuren naast elkaar niet zo.

  • Als je dan een koele kleur naast een warme zet en het zijn complementaire kleuren dan verhelderen, verhevigen ze elkaar
  • bv. blauw naast oranje, deze 2 zijn even sterk en wijkt het blauw niet voor oranje . Dus werkt je kleurperspectief heel anders.
  • Complementaire kleuren liggen tegenover elkaar op de kleurencirkel en zijn:
  • rood/groen, paars/geel en blauw/oranje. Verder is alles warm/koud.

Ik ga hier niet verder op in, maar dit is iets waar je op kan oefenen. Het dient slechts ter illustratie dat een kleur niet zomaar een kleur is. 

 

Naar beeldaspecten verf en lijn